Ineens stond hij daar …
NRC Handelsblad van 14 september 2019
Tekst: Clara van de Wiel
Toen Hans Schrikker op een zaterdagmiddag thuis kwam van het boodschappen doen, ontdekte hij dat er vlak voor zijn huis een reusachtige windmolen werd gebouwd. Een buurman had hem op straat al gewaarschuwd. Wat zijn ze daar voor jouw huis aan het doen? ’s Nachts arriveerden de wieken, zondagavond was-ie af: 150 meter hoog.
De buurtapp, zegt Schrikker, ontplofte. Niemand wist er van. Buurvrouw Monica Janssen: „Mensen zeggen wel eens: joh, hebben jullie je hoofd in het zand gestoken?” De plannen stonden, weet ze nu, op internet. „Iets van: www.staatscourant.nl/denhaag/activiteiten. Ja! Daar kijken wij dagelijks op ja!”
Nu gaat er al tweeënhalf jaar geen dag voorbij dat Schrikker en Janssen níet bezig zijn met „het ding”, op driehonderd meter van hun huis op de grens van Den Haag en Leidschendam. Voor mensen van verderop zijn ze nu vooral ‘die mensen die ernaast wonen’. Als Janssen gasten krijgt zegt ze: neem de afslag bij de molen.
Dit zie je niet: hoe Nederland langzaam fossielvrij wordt. Tergend traag volgens sommigen, maar toch, elk jaar een beetje meer. Sinds 2000 groeide het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland van 1,6 procent naar 7,4 procent vorig jaar.
Dit zie je wel: windmolens. Van alle toevoegingen aan het landschap – snelwegen, industrieterreinen, spoorlijnen – zijn ze misschien wel het moeilijkst níet te zien. In twintig jaar tijd verdubbelde hun aantal op land, naar rond de tweeduizend. Als moderne kathedralen, verticale merktekens in het horizontale Hollandse land, zie je ze van kilometers afstand.
Fietst Maurice naar huis vanaf het station, dan kijkt hij halverwege altijd: staat-ie aan? Hij is ondernemer en bestuurder, reisde de wereld over, heeft een gelukkig gezin, woont in een fijn huis op een „fantastische plek”.
Hij is ook woordvoerder van Stichting Gigawiek, waarin hij met zijn buren al meer dan tien jaar strijdt tegen de windmolen achter zijn huis. Dus, en dat begrijpt hij best, zullen er mensen zijn die hem scharen onder de ‘windmolenactivisten’. Over wie niet altijd positief wordt geoordeeld. Daarom besluit hij na het interview niet meer met zijn achternaam in de krant te willen. Hij voelt zich niet meer veilig en wil zijn gezin beschermen tegen bedreigingen zoals hij al eerder ontving.
Denk je aan boze, ontevreden burgers, dan kom je al snel uit bij de windmolenactivist. Oud-CDA-leider Sybrand Buma haalde hen meermaals aan en waarschuwde vorig jaar voor de opkomst van „anti-windmolenpartijen”. En hoewel provinciale afdelingen van Forum voor Democratie geen duidelijk partijprogramma hadden, waren ze het over één ding eens: weg met de windmolens.
Recent trok vooral het protest tegen windmolenparken in Drenthe en Groningen de aandacht. Een van de actievoerders vertelde lokale media dat er mensen dreigden met handgranaten. Deze zomer werden enkele mannen gearresteerd op verdenking van bedreiging en het verspreiden van asbest in weilanden.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) waarschuwde voor radicalisering van het protest, dat als „extremisme” te omschrijven zou zijn.
Maar het overgrote merendeel van de tientallen actiegroepen die de afgelopen jaren ontstonden, voeren een vreedzame strijd.
Wie zijn de mensen die vechten tegen windmolens?
Doorsnee windmolenactivist Ze wonen in de stad en op het platteland, in alle type wijken, zijn van elke politieke kleur. In een paar dingen komen ze overeen. De meesten waren nog nooit politiek actief. Ze vechten, benadrukken allen, niet tegen molens maar tegen „industriële windturbines”, dat klinkt minder onschuldig. Velen hebben een bewonerscomité, belangenvereniging of omwonenden-stichting en vermijden graag de associatie met radicaliteit en extremisme. Ze worden ook liever geen activist genoemd.
Ze voelen zich onbegrepen, in de steek gelaten, platgewalst door een bestuursapparaat waarmee geen gesprek of inspraakmoment mogelijk leek. Volg je het verhaal van hun strijd, dan zie je hoe de verhouding tussen bestuur en burger kan ontsporen. En: hoe de overheid zo zelf aanzet geeft tot een deel van het verzet tegen het klimaatbeleid.
Maurice noemt zichzelf een technofiel. Al zijn hele loopbaan is hij bezig met startups en innovatie, nieuwe technologie. Ook windmolens vindt hij eigenlijk een „geweldig symbool voor vooruitgang”. Hij zegt het met een glimlach. „Ik ben waarschijnlijk een van de weinigen die ze nog mooi vindt ook.” Maar rijdend door Nederland kijkt hij bij elke molen wel: wat is de dichtstbijzijnde woning? „Als ik op één hoog uit mijn raam kijk, kijk ik nu tegen de boomgrens van het bosje, ons enige recreatiebos”, zegt Co Hermans, van de groep Windbrekers Swifterbant, Flevoland. „Straks zie ik daar die molens.”
Mark Speldenbrink: „Dit past gewoon niet in Hoeksche Waards landschap. Dat zijn de polders, de uitzichten. Daar hoort dit niet bij.”
Waarom besteedt iemand uren, maanden, jaren aan een gevecht dat Don Quichot al niet wist te winnen? Maurice erkent meteen: „Mijn belang is puur mijn eigen belang. En dat is de overlast in de nacht-uren.”
Uiteindelijk is het verzet tegen windmolens altijd daarop terug te voeren: Not In My Backyard (NIMBY). Mopperen op die lelijke palen deden ze altijd al, maar pas toen die brief op de deurmat lag, of ze in het weiland verderop begonnen te bouwen, ontvlamde het protest. NIMBY is ook de reden, ze benoemen het vaak maar meteen zelf, dat de buitenwereld vaak hoont over hun protest. Het is als engagement te klein, te persoonlijk, om serieus genomen te worden. Maar voor de activisten betekent het dit: het beschermen van „je eigen leefomgeving”. Opkomen voor de plek waar je rustig woont, waar je gezin gelukkig is, voor het gebied waar jij je verantwoordelijk voor voelt.
NIMBY maakt het opzetten van een landelijke beweging met politieke invloed lastig, weet Rob Rietveld. „Er is wel een gezamenlijke vijand, maar geen gemeenschappelijk belang.” Zolang ze niet in de achtertuin staan vinden veel mensen windmolens eigenlijk geen probleem. En als actie noodzakelijk is, richt die zich louter op het eigen gebied.
Ook Rob Rietveld, hij woont in een dorp in Drenthe, dreigde ooit windmolens in zijn omgeving te krijgen. Het ging uiteindelijk niet door, maar Rietveld had toen al wel de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines opgericht.
Wat kan ik nog doen, vragen mensen zich af als er een windmolen bij hen in de buurt komt, en ze bellen Rietveld. Ze hebben net een brief gekregen, zijn op een informatie-avond geweest of de bouw is zelfs al begonnen. Rietveld vertelt wat hij weet. Of komt een keer langs. En soms wordt hij, met subsidie van de overheid, aangesteld om bewoners te ondersteunen in de gesprekken met de overheid en energiebedrijven. Soms komt er na zulke gesprekken een molen minder, of ze worden een stukje verder weg geplaatst.
Er zijn ook andere clubs, het Nationaal Kritisch Platform Windenergie (‘Waarheidsgetrouwe informatie over windenergie’), de stichting Windmolenklachten.nl. Niet iedereen kan zich vinden in de aanpak van Rietveld. Sommigen vinden hem niet radicaal genoeg, te pragmatisch. En dat hij door de overheid betaald wordt om omwonenden te vertegenwoordigen, vertrouwen sommigen ook niet. Het kwam in het verleden tot een breuk in het bestuur van de vereniging.
Is er een doorsnee windmolenactivist? „Ik kom alle type Nederlanders tegen”, zegt Rietveld. Maar, denkt hij, ze zijn meestal hoger opgeleid en mondig. Mensen die hun protest goed weten te organiseren en verwoorden. En: „Vaak import in een gebied. Iemand die zelf op een nieuwe plek is gaan wonen. Dan ben je je er meer bewust van als het land wordt aangetast.”
Een pulstoon. De hele nacht door Als Maurice ’s nachts wakker wordt, gaat hij soms op de kamer van zijn dochter liggen. Er staat daar speciaal een extra bed en dan hoort hij ’m niet. Of in elk geval minder. Nadoen kan hij het geluid niet, maar woesj of bzzzzz is het niet. „Het is een pulstoon. 160 hertz. En het stopt niet. De hele nacht door.”
Vraag tegenstanders wat de windmolen zo gevreesd of gehaat maakt, en geluid blijkt veruit het belangrijkste. Natuurlijk: ze zijn óók lelijk. De slagschaduw van de wieken
(„alsof iemand constant het licht aan en uit doet”) is irritant. Maar de verstoorde rust, het volgens velen „industriële geluid” dat de stilte verdrijft, is het ergst. „Als ze ’m ’s nachts uitzetten is mijn strijd meteen voorbij”, zegt Maurice.
Wat je hoort, en wanneer, is niet altijd even makkelijk te omschrijven. Het maakt uit of er tegelijk auto’s rijden over een nabijgelegen snelweg. Hoe hard de wind is, en of-ie gunstig staat. En ja, erkennen mensen, het kan óók uitmaken of je erop gefocust bent.
„Oostenwind”, zegt Monica Janssen uit Den Haag.
Hans Schrikker: „Zuidwestenwind toch? Eigenlijk zoals-ie nu staat.”
Janssen: „Ja. Dat is oostenwind.”
Schrikker: „O ja. Maar nu waait het niet zo hard.”
Hoe dan ook: een paar keer per week komt Janssen niet in slaap door de molen.
Voor buurman Schrikker is slapen geen probleem, hij heeft overdag juist last. „Ik zit gewoon rustig in de tuin de krant te lezen en dan komt die bak herrie eruit. Iedere slag hè. Iedere slag hoor je.”
Sommige mensen horen niets. Anderen slapen nauwelijks meer, trillen hun bed uit. Metingen zijn lastig, boven de decibelgrens komt het geluid zelden. Bovendien wordt een gemiddelde gemeten over een heel jaar, waardoor de pieken worden gecompenseerd door windstille momenten.
En dan is er nog het laagfrequente geluid. Wetenschappelijk is nooit bewezen of en hoe schadelijk die trillingen, voor de meeste mensen onhoorbaar, zijn. Maar sommige mensen ervaren er veel en heftige overlast van. Onder tegenstanders van windmolens is er brede consensus: ze mogen in Nederland véél te dicht bij huizen staan. En ze maken mensen ziek.
„Heb je dat niet gemerkt?”, vraagt Sylvia van Manen halverwege het gesprek in de tuin van haar woning in Bokhoven, vlak boven Den Bosch. „Net stond de waterpomp van de vijver aan, nu niet meer!”
Maar nee, de verslaggever heeft niks gemerkt. Kijk, zegt Van Manen. „Dat geeft maar aan hoe mensen verschillen in hun geluidservaring!”
Ze is er zelf wel eens onder gaan staan, de windmolen een stukje verderop, op bedrijventerrein Treurenburg. „Maar ik hoorde ’m niet.” Alleen: leest ze de wanhopige e-mails van anderen, noodkreten over slapeloze nachten en tergend getril, dan denkt ze: „Waarom doen we in een beschaafd land mensen dít aan?”
Van Manen is huisarts én sinds een paar jaar actief tegenstander van windmolens. Aanleiding waren klachten van patiënten over lage bromtonen van een zandzuiginstallatie in het dorp. Klachten die, zo las ze, ook de vier in het dorp
geplande windmolens zouden kunnen veroorzaken. Hoe meer ze las, hoe meer ze overtuigd raakte: ik moet me hierover uitspreken.
Ze nam contact op met de lokale actiegroep en schreef een artikel in vakblad Medisch Contact over de „gezondheidsschade door windmolens”. Het leverde boze reacties van collega’s op, maar ook tientallen hartstochtelijke dankbetuigingen.
„Ik vind het goed als artsen hun nek uitsteken”, zegt Van Manen. „Dat deden artsen bij de Q-koorts ook.” De kritiek dat wetenschappelijk bewijs voor gezondheidsschade door windmolens nog altijd ontbreekt, verwerpt ze. Ze verwijst naar studies, zonder peer review, naar mailwisselingen met onderzoekers in het buitenland en naar een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie, die geluid van windmolens vorig jaar een „potentieel gezondheidsrisico” noemde. „We moeten niet altijd verlangen dat alles al helemaal evidence based is. Het toenemende bewijs voorafgaand aan een harde conclusie, dat kun je toch niet helemaal negeren!”
Muur van juridische procedures Verdiep je in windmolens, en je verdrinkt snel in jargon: normstelling, zoekgebied, omgevingsvergunning, milieu-effectrapportage, integratieplan, zienswijze. Binnen de kortste keren ben je expert. Een zekere ironie heeft dat wel: juist op het moment dat je het begint te snappen, kun je er zelden nog iets aan doen.
Ze zijn er wel, de momenten dat de overheid burgers vraagt naar hun opvatting over windmolens, zegt Sanne Akerboom, die vorig jaar promoveerde op participatieprocessen bij windmolens. Maar, zegt ze ook, dat gebeurde de afgelopen jaren bijna altijd op zo’n manier dat de overheid het net zo goed niet had kunnen doen.
Neem de eerste stap, het aanwijzen van een zoekgebied door het Rijk. Een kleurvlakje op de kaart, vaak tussen een paar gemeenten in, waar de provincie een bepaald aantal megawatt moet realiseren. Burgers mogen daarover een ‘zienswijze’ indienen. Dat gebeurt minimaal, merkte Akerboom. „De overheid hoeft het alleen online te publiceren. Er staat iets in het lokale sufferdje. Terwijl: als je een zoekgebied voor een groot windpark gaat aanwijzen, kun je op je klompen aanvoelen dat mensen daar iets van vinden. Daar moet je véél pro-actiever mee omgaan.”
Je wordt, zeggen activisten, voor een voldongen feit gesteld, je stuit op een muur van juridische procedures. „Ik ben verschrikkelijk geschrokken van hoe er met belangen van mensen wordt omgegaan”, zegt Mark Speldenbrink uit de Hoeksche Waard. „De manier waarop men het doordrukt, zo geraffineerd! Je ziet het gebeuren en je kunt er niks tegen doen.” Alle tegenstanders van windmolens denken dat ze doelbewust onwetend zijn gehouden. Eén filmpje maakt Monica Janssen nog steeds woedend. Dat van de toenmalige Haagse wethouder Rabin Baldewsingh (PvdA), die in de gemeenteraad wordt gevraagd of er, voordat de raad erover zal besluiten, „consultatie is geweest bij de inwoners”. Zijn antwoord: „Nee, natuurlijk niet.”
Nog een constante op de weg naar een windmolen: een zitting bij de Raad van State. Bijna wekelijks behandelt de hoogste bestuursrechter bezwaren van omwonenden. In vrijwel alle gevallen gaan die van tafel. Eerder dit jaar uitte Bart Jan van Ettekoven, voorzitter van de afdeling Algemene Bestuursrechtspraak van de
Raad van State, zijn zorgen over het toenemend aantal wind-zaken. De rechter kan alleen technische gronden wegen, terwijl grieven en zorgen van burgers over veel méér gaan. Hij pleitte voor beter overleg in het voortraject.
Dat doet ook Akerboom. „Je kan elke keer tegen die muur aanlopen, en dat kost vreselijk veel tijd en energie. Of je kan proberen het anders te doen.” Eerder met omwonenden in gesprek gaan. Meer mensen financieel laten meeprofiteren. Minder doordrukken. „Het kost wat meer tijd, maar als je die tijd niet in een rechtszaal hoeft te besteden denk ik: het is winst.”
Voelsprieten voor onrecht Nieuw-Beijerland – vierduizend inwoners, vier kerken – is geen plek waar je makkelijk integreert. Eindhovenaar Mark Speldenbrink woonde er vijftien jaar, toen hij voor het eerst dacht: nu hoor ik erbij. En dat ze toen hem, die Brabantse buitenstaander, vanuit het dorp vroegen bij de gemeente mee te praten over windmolens, ja, dat vond hij zelf ook bijzonder.
„Het heeft mijn pad gekruist”, zegt Speldenbrink. Het is avond en hij heeft op de keukentafel vijf dikke ordners gezet. Nee, we horen ze nu niet, en zelfs in de tuin kun je ze niet zien. „Dat moet ik steeds uitleggen”, zegt Speldenbrink. „Waarom maak jij je nu zo verschrikkelijk druk om die turbines? Maar ik ben in een proces gezogen. Je hebt mensen met voelsprieten voor onrechtvaardigheid.”
Het emotioneert hem even. „Ik weet van mensen die niet kunnen slapen, niet in de tuin kunnen zitten. Als jij naast een café met herrie woont en je belt, dan komen ze meteen. Maar als je hiervoor belt, noteren ze alleen de klacht.”
Het is die frustratie die hem drijft. „Elke vorm van industrie die hier aangevraagd was, was nooit vergund geweest. Maar dit wel.” En, vervolgt hij: „Nu hebben we nog een beetje Nederland. Maar het stopt hier niet, want de plannen voor windparken gaan maar door. En na alles wat ik heb gelezen, gezien, gehoord…”
De kiem ligt in de eigen achtertuin, maar het reikt véél verder. Windenergie is geldverspilling/schadelijk/een leugen, aldus tegenstanders die zich verdiepten in de materie. Ze beginnen over de grondstoffen voor de bouw, over manipulatie van opbrengsten. De meesten benadrukken heus niet tegen de energietransitie te zijn en klimaatverandering serieus te nemen.
„Ik ben heel erg van de feiten en cijfers”, zegt Rick Hofstede. ‘Realistisch Duurzaam Bergentheim’, de groep die hij met dorpsgenoten oprichtte, huurde een onafhankelijk bureau in en presenteerden een alternatief plan, waarbij met zonnepanelen evenveel energie zou worden opgewekt als met de geplande windmolens. „We hebben een opgave om duurzame energie op te wekken en daar moeten we het gewoon mee doen.” Het steekt wel dat met het alternatieve plan niks gebeurt.
Anderen twijfelen inmiddels over de energietransitie, of zelfs over klimaatverandering. „Ja dat is ongemakkelijk”, zegt Maurice, die zich inzet voor een landelijke beweging en politieke invloed. „Soms moet ik naar verhalen luisteren die ik weerzinwekkend vind.” Dat hij, CDA’er met een Turkse vrouw, door anderen in „het PVV-kamp” wordt geschaard: ook ongemakkelijk. Zelf is hij overtuigd van het
bestaan van klimaatverandering, de noodzaak van energietransitie. Alleen wel anders. Zonder windmolens dichtbij huizen.
Ook politiek liggen windmolens op land steeds moeilijker. Draagvlak is bij de nieuwe parken overal een speerpunt, bleek uit de provincieakkoorden die onlangs werden gepresenteerd. Bestuurders worden voorzichtiger, kijken ook naar andere vormen van duurzame energie. Het gestelde doel van 6.000 megawatt windenergie in 2020 wordt vrijwel zeker niet gehaald. En dan moet het klimaatakkoord nog in nieuwe ambities worden gevat.