Het liefst heel ver weg
Anneloes Timmerije uit Hengelo (GLD) is op zoek gegaan naar het ware verhaal. Ze heeft Ad Haverkamp benaderd. Een boer uit de Wieringermeer die geconfronteerd werd met windturbines van 200 meter hoog. Op een afstand van 480 en 800 meter. De constante herrie heeft korte metten gemaakt met zijn liefde voor het boerenbedrijf.
Afbeelding: Ad Haverkamp met zijn hond Rex op het land.
Onderstaand het interview van Anneloes, waarvoor dank.
Ad Haverkamp (52) verbouwt fritesaardappelen in de kop van Noord-Holland. Die zijn nagenoeg onverkoopbaar geworden sinds de horeca moest sluiten. Veel perspectief heeft hij niet, want zelfs als de lockdown wordt opgeheven willen hij en zijn vrouw niet meer. Leven en werken naast een windturbine van 200 meter hoog op 480 meter afstand is niet vol te houden. Nog een jaar of drie, als de kinderen (13 en 15 jaar) iets ouder zijn, gaan ze weg. Misschien wel naar Canada.
‘Of dat haalbaar is, moeten we nog zien,’ zegt Haverkamp. ‘Maar ik wil eigenlijk niet meer wonen in een gemeente die zo link is op zijn bewoners.’
In de Wieringermeer is afgelopen september het grootste windturbinepark van Nederland geopend. Een prachtproject, aldus de gemeente Hollands Kroon. De 99 turbines zouden groene stroom leveren aan 370.000 huishoudens. Dat doen ze niet, want bijna alle groene stroom gaat naar het datacenter van Microsoft.
Ad Haverkamp over het contact met de gemeente tijdens dit gigantische project: ‘Nul komma nul, nul, nul!’
Tijdens de planning van het windpark waren drie woonlocaties in het gebied aangewezen die ongeschikt waren omdat de geluidsnormen zouden worden overtreden. Toch woont Haverkamp in een van die drie, want, zo zegt hij, de gemeente Hollands Kroon heeft zich daar niets van aangetrokken. ‘Als de windmolens aan de normen zouden voldoen, mocht het doorgaan,’ zegt Haverkamp. ‘De redenering was: we zetten ze gewoon neer en dan zien we wel.’
Naast het huis en de boerderij van de familie Haverkamp staat een windturbine op 480 meter afstand, de volgende staat op 800 meter. Ook die hoort hij nog luid en duidelijk. Als hij op zijn land aan het werk is, ziet hij niet langer mooie natuur, maar 107 molens.
‘Weet je wat zo erg is?’ zegt Ad Haverkamp, ‘heel soms, als de wind uit een andere hoek waait, of als de molens even stilstaan, hoor je niets. Helemaal niets. Zó was het hier. Nu valt het op als het stil is. Dat is vreselijk.’
Bij het gezin Haverkamp staat daarom de radio altijd aan. Het ZWOEP ZWOEP ZWOEP ZWOEP ZWOEP – dag en nacht, zeven dagen per week – valt dan wat minder op. Slapen doen ze met de ramen dicht, ook in de zomer. Werken op het land, waar hij ooit met hart en ziel voor koos, hoeft voor hem niet meer. De constante herrie heeft korte metten gemaakt met zijn liefde voor het boerenbedrijf. Het enige lichtpuntje is dat de kinderen er geen last van hebben.
Er zijn boerenfamilies in de buurt die geen bezwaar hebben tegen de windturbines, vertelt Haverkamp. ‘Die hebben getekend bij het kruisje en ontvangen elk jaar heel erg veel geld voor die dingen op hun land. Dat kan ik nog wel begrijpen.’
Haverkamp weet dat dat soms vervelende gevolgen heeft voor het contact met buren. Zo is er bij hem verderop aan de ene kant van de weg een boer met molens op zijn land en aan de andere kant wonen mensen die de molens niet willen. Maar ze zien ze wel en ze hebben last van de herrie. ‘Die gaan komende zomer niet meer samen barbecueën. De sfeer aan de weg is daar compleet weg.’
Het is helaas al geen nieuws meer dat de plaatsing van windturbines dorpen kan verscheuren. Mensen die hun hele leven, soms al generaties lang, met elkaar konden wonen en werken, komen tegenover elkaar te staan.
Ad Haverkamp heeft geluk, want als hij zijn bedrijf van zo’n 58 hectare verkoopt, kan hij het met zijn gezin wel uithouden tot de oude dag. Wie weet in het buitenland.
‘Pachters zitten muurvast,’ zegt hij. ‘Vattenfall, de eigenaar van het windpark, verdient zich helemaal gek aan de groene stroom en heeft ook nog eens 660 miljoen euro SDE+ subsidie ontvangen voor de exploitatie. De boeren die niet weg kunnen omdat ze geen bezit hebben en ook niet gecompenseerd worden door de overheid, kunnen geen kant op.’